Theater

Theater is theater als er een speelvlak, spelers en publiek zijn. Je hebt theater in een theaterzaal en theater op locatie. Je hebt verschillende soorten theaterzalen. Namelijk vlakke vloer theater en lijsttoneel.
Een vlakke vloer theater is bijvoorbeeld Sense in Dokkum. Deze zie je op de afbeelding links.
Een lijsttoneel is een toneel met een soort lijst erom om dingen erachter te verbergen.
Theater op locatie is afhankelijk van de plek, de spelers improviseren/verzinnen de tekst zelf en er zijn veel technieken bij nodig. Voorbeelden van theater op locatie is Royal de luxe en Bert Visser.
Er zijn 4 theatergenre's; toneel (tragedie, komedie en tragikomedie), cabaret (tekstcabaret, fysiek cabaret en muzikaal cabaret), muziektheater (musical, opera en operette) en dans (academische dans, moderne dans, jazz- en musicals en streetdance/hiphop). De onderwerpen waar cabaretiers over spreken zijn dingen als bekende personen, actuele gebeurtenissen, publiek, zichzelf (zelfspot), taboes en grenzen. Bij musicals zijn een paar dingen erg belangrijk, zoals muziek, gevoelens, orkest, theatrale middelen, toneelbeeld en spel, het showelement, decor, kostuums, teamwerk en veelzijdige artiesten.
Er zijn 3 manieren waarop een verhaal kan worden verteld.
1. De klassieke of traditionele opbouw. Dat houd in dat je als eerst de expositie (theatrale middelen) hebt, daarna het motorisch moment (het verhaal komt op gang), dan komt de ontwikkeling (er volgen gebeurtenissen om de spanning op te bouwen), daarna de climax (de ontknoping, oplossing zien) en als laatste de afloop (ontknoping en terugblik).
2. De scenische opbouw. Dat houd in dat er verschillende verhaallijnen zijn.
3. De absurdistische opbouw. Dit houd in dat er geen verhaallijn is.